Maandag 24 Januari 2000

Mijn adres is 109 Brown
st. en het huis is prachtig. Het heeft een porch
met pilaren, een grote deur en een balkonnetje. Beneden is een
woonkamer met banken en een tv, een eetkamer met een grote tafel
en een wereldkaart aan de muur en een keuken van Amerikaanse
afmetingen. Boven zijn vijf kamers voor de bewoners, waar er op
dit moment maar één van bezet is. Volgens het rooster moeten
dat er snel meer worden.
Als ik binnen ben wil ik eigenlijk het liefst naar
bed, maar ik dwing mezelf een aflevering van Seinfeld en
een Frasier te kijken. Het wordt zo acht uur 's avonds,
en ik hoop op die manier sneller aan de Amerikaanse tijd te
wennen. Het lukt behoorlijk, want de volgende ochtend word ik pas
om zes uur wakker.
Mijn kamer is de kleinste van
het huis. Nu ik 'm zie herinner ik me weer dat ik zoiets gelezen
heb in de bevestiging: very small. Ik moet zoiets
geantwoord hebben als no problem. Het zijn dus tien
vierkante meters geworden. Vooruit dan maar.
In de kamer staan een comfortabel bed, een schattig kabouterbureautje en een ladenkast. Ik pas er zelf ook net bij. Er is verder nog een klein kastje voor hangende kleren en mijn koffers. Natuurlijk zijn er ook voordelen: ik ben met twee passen bij de ruime badkamer en slaap met mijn hoofd bij het open raam. Na lang zoeken blijkt er ook een stopcontact voor de computer te zijn.
Het uitzicht is niet
spectaculair, maar toch nog aardig genoeg. Ik kijk bij de buurman
naar binnen (lijkt wel een fraternity; helaas is het gordijn
dicht) en via een achtertuin naar een straatje.
's Nachts blijkt het huis te leven. De vloeren piepen en de ramen kraken. De centrale verwarming lijkt aan de wandel te gaan als-ie aanslaat: in plaats van water loopt er stoom door de buizen, dat op allerlei plekken naar buiten suist. Het lijkt of ik in een metrostation slaap.
In de woonkamer liggen alarmerende boeken over antivirale middelen tegen HIV. Mijn huisgenote van kamer 3 blijkt een dokter-in-opleiding uit Ghana te zijn. We komen elkaar pas maandagmiddag tegen als ik terugkom van een wandeling door de stad. Het zal allemaal niet lang duren: morgen vertrekt ze naar een vriendin om daarna terug naar huis te vliegen. Ze heet Patience, hetgeen ook dat rare telefoontje van gisteravond verklaart van iemand die mij om geduld vroeg maar daarna niets meer zei.
Al met al is
het huis dik in orde. Het lijkt z'n eigenaardigheden te hebben,
maar tegelijk ook de charme van een oud gebouw. Alles dat je
nodig hebt en eigenlijk niet als bagage mee wilt nemen is er:
lakens, handdoeken, potten en pannen. En met een groep
niet-Amerikaanse bewoners kan het ook wel gezellig worden, denk
ik. Als ze maar een beetje kunnen koken.