Woensdag 25 Januari 2000
De afgelopen twee dagen waren
natuurlijk erg leuk, maar ook een beetje Spielerei
vergeleken met vandaag. Ik ben hier tenslotte niet om een beetje
de weg te vinden en door de sneeuw te ploegen. Ik ben hier om
onderzoek te doen.
Vandaag stond mijn eerste ontmoeting met professor Henderson op het programma. Ik ken hem alleen maar van de e-mail, maar volgens Steven is het een aardige kerel, en die heeft er wel kijk op.
Ik ben weer eens om zes uur wakker en breng de ochtend door met het voorbereiden van het gesprek, dat voor 1 uur 's middags op de agenda staat. Geen idee hoe lang het gaat duren en wat ik kan verwachten van de, mij onbekende, prof. Na wat nadenken kom ik tot een lijstje met dingen die ik graag wil, oplopend van uitermate dringend (internet toegang en een werkplaats) tot onbelangrijke details. Tijdens een coffee-break kom ik er, bij toeval, eindelijk achter waar de economische faculteit zit. Ik ben er de laatste dagen al naar op zoek geweest, maar alles wordt hier aangegeven met de namen van de gebouwen. Wie dus niet weet dat economie in Robinson Hall zit komt er nooit. Gelukkig staat Robinson Hall op de lijst van monumentale gebouwen in mijn Guide to Providence, en de gids vermeldt ook de bewoners. Terecht staan ze op de lijst trouwens, wat een prachtig gebouw! Het is min of meer in de vorm van een ster, met een groot rond atrium in het midden waardoor het in de verte wel iets wegheeft van de Scheveningse koepelgevangenis.
Na een paar
keer heen en weer gelopen te zijn is het 5 voor 1 en waag ik de
stap naar binnen. Henderson's kantoor is op de derde verdieping,
waarvoor je een schattig klein gietijzeren trapje op moet
klimmen. Zijn deur is dicht, maar hij komt er net aanlopen.
Aardige man, besluit ik op het eerste gezicht. Zijn kantoor is
wel zes meter hoog, tot aan het plafond hangen boekenplanken met
de grootste bende aan artikelen, tijdschriften en boeken die ik
ooit gezien heb. Henderson blijkt nog een tweede kantoor aan de
andere kant van de campus te hebben waar hij liever zit, en dus
zijn we na vijf minuten al weer buiten.
De laatste dagen is er overal in de stad sneeuw opgeruimd zodat verkeer en voetgangers er weer langs kunnen. Die sneeuw moet natuurlijk ergens naartoe, en dus ligt er op elke stoeprand een muurtje van een halve meter sneeuw. Als Henderson en ik de campus oversteken, moeten we dus om de 20 meter over een kleine horde van sneeuw springen. Aan alles merk je trouwens dat sneeuw hier heel gewoon is--deze prof houdt het tempo er goed in en neemt de muurtjes alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Terwijl we zo lopen gaat het gesprek razendsnel verder. Zonder dat ik mijn lijstje erbij heb, worden alle punten die ik van tevoren had opgeschreven afgehandeld zodat ik, als we er eenmaal zijn, weinig meer te wensen over heb. Ik heb een werkplek in de kelder van Robinson Hall, kan bij de computers komen, er is een seminar-reeks georganiseerd waar ik inzit samen met Henderson's andere PhD studenten en mijn ID is in de maak.
![]() |
![]() |
Het bureautje in de kelder stelt niet zo heel veel voor. Henderson heeft me uitgelegd dat de hierarchie van de economische faculteit weerspiegeld wordt in het gebouw. Zo zit hijzelf op de bovenste verdieping en de PhD studenten zitten, inderdaad, onder de grond. Als je goed je best doet kun je, gedurende je loopbaan, jezelf letterlijk omhoog werken.
Gelukkig is het onder de grond best wel gezellig. Met een stuk of 40 PhD studenten, die allemaal een mini-bureautje hebben maar er gelukkig niet allemaal zijn, is het een mooie chaos. Er zijn drie Nederlanders, waaronder Klaas. De andere twee heb ik nog niet gezien. Mijn buurman is een Turk; die zitten dus ook overal. De computers zijn oud en langzaam, maar als ik op m'n laptop werk en ze alleen gebruik voor e-mail en printen gaat het prima. Ik zit een uurtje op m'n plek en ga dan, met een gevoel van opluchting, weer naar huis. Het is etenstijd. Donderdag.